05 mei, 2025

Essay, n.a.v. een gesprek op de tuin over geloven

Praten over religie(s) vind ik moeilijk, omdat het juist veel denkwerk vraagt. Althans, zo ervaar ik het. Antwoorden heb ik niet meteen paraat. Het gaat er mij dan om wat ik zelf denk te begrijpen, en soms zelfs denk te weten. Begrijpen en tenslotte weten komen tot stand door over waarnemingen, gebeurtenissen en ervaringen na te denken. Het denkwerk leidt tot begrip en kennis, ofwel inzicht. En een nieuw inzicht is moeilijk onder woorden te brengen; woorden blijken dan vaak zeer beperkt, woorden schieten tekort.

Steeds meer mensen vinden het lastig om iets zondermeer te geloven. Ook in het Nieuwe Testament komt het al naar voren. Ik zou geloven nu meer willen bestempelen als een vorm van hoop, bijvoorbeeld het zien van mogelijkheden, het zien van alle dingen die nog mogelijk zijn; een levensvisie die in de dagelijkse praktijk ruimte schept. Juist door over hoop en geloof na te denken kan ik een stap verder komen dan alleen maar geloven.

Op jonge leeftijd raakte de dramatische levensloop van Jezus – zijn dood – mij in mijn ziel en in mijn lichaam. Zijn dood beklemde mij. Daarom wilde ik toen ik een puber was begrijpen waarom dit allemaal gebeurde, en wat het te betekenen had. Ik begreep zijn dood niet? De reden dat ik naar antwoorden zocht had zeker ook te maken met de wijze waarop mijn moeder haar geloof praktiseerde; en hoe zij probeerde mij de waarde ervan duidelijk te maken.

In het christendom staat liefde centraal. Verwarrend is dat er soorten liefde bestaan. Op zich is er niets mis met de verschillende soorten liefde. Een typisch kenmerk van deze soorten liefde is, hoe romantisch sommige ook zijn, dat elke soort liefde er toch op gericht is om de concurrentie strijd te winnen. Bijvoorbeeld de liefde tussen twee mensen houdt simpel gezegd ook in dat er een territorium wordt nagestreefd. Zodoende wordt er bijvoorbeeld voor eventueel nageslacht de beste kansen geschapen. Alle soorten liefde streven materialistische, wereldse doelen na, zoals de liefde voor het volk, land, cultuur, familie, gezin, grond en goed.

Sinds het christendom is er is één uitzondering, namelijk de liefde die in het christendom wordt benoemd. De liefde beschreven in het Nieuwe Testament draait het om. Hoewel het woord evangelie ‘blijde boodschap’ betekent, is de blijde boodschap aangaande deze liefde niet gemakkelijk te doorgronden. Omdat de grondslag haaks staat op het instinct dat de mens nog altijd voornamelijk drijft. Want de liefde waarover het Nieuwe Testament spreekt zoekt zichzelf niet. En dat is het draaipunt: deze liefde is waarlijk niet uit op eigen gewin, en dat is heel lastig. Om deze liefde te kunnen begrijpen, dien ik verder te leren kijken dan tot waar ik zien kan; en daarvoor is geduld en zelfs volharding nodig, en dat had en heb ik weinig. Er heerst een soort onrust, alsof tijd beperkt is, en ik de boot mis.

De liefde van het Nieuwe Testament stelt het eigenbelang nadrukkelijk op de laatste plaats. En zo duurt het wel heel lang voordat ik aan de beurt kom. Tegen die tijd zijn mijn kansen verkeken. Toch keert het evangelie – de blijde boodschap – deze stemming om. Want in de spirituele ruimte die hierdoor ontstaat kan ik mij op natuurlijke wijze verbinden met mijn omgeving. Mijn handelen dat hieruit voortvloeit zal als vanzelfsprekend in harmonie zijn met de aard, de natuur van de wereld, waarin ik tot leven, tot bewustzijn ben gekomen. Voor mijn innerlijk openbaart deze liefde zich bijvoorbeeld in de welhaast onuitsprekelijke samenhang die besloten ligt in de wereld waarin ik leef. Het is als opnieuw geboren worden; tijd en ruimte staan niet langer op zichzelf.

Deze redenering kan ik begrijpen. En ik vind de bevestiging hiervan terug in het Nieuwe Testament, in de aanwijzingen die Jezus gaf. In die zin hoef ik de woorden van Jezus niet meer te geloven. Ik kan de betekenis navoelen en begrijpen. Een voorbeeld: Jezus zegt: “Op die dag zult u bekennen, dat ik in mijn Vader ben, en u in mij, en ik in u.”.
Er is hier sprake van een volledige verstrengeling in geestelijke zin; het fysieke verbindt zich volledig met het geestelijke; beide worden één. Ik ervaar dit letterlijk wanneer er bijvoorbeeld ook maar iets van de samenhang tot me doordringt. Het idee van de wereld (in geestelijke zin) is uitgedrukt in de wereld zoals ik die waarneem (in materiele zin); deze wereld sterkt zich voor mij uit voor zo ver als ik zien kan.

Steeds spreek ik in de ‘ik’ vorm en dat doe ik omdat ieder mens het zelf kan ervaren en interpreteren; en ieder mens zoekt en vindt de ontwikkeling op eigen karakteristieke wijze. En wat wij gevonden hebben openbaren wij vanzelf door ons handelen.
En ik begrijp nu ook waarom het Nieuwe Testament het boek met de titel “De Handelingen van de apostelen” bevat. Want tenslotte gaat het daarom: om het handelen. Het handelen openbaart de staat van mijn innerlijk. Daarvan word ik mij bewust, dus ook van de consequenties van mijn handelen.

Wat betekenen deze inzichten nu precies in de praktijk? Voor mij begon het ermee dat ik al op jonge leeftijd aanvoelde hoe kwetsbaar planeet aarde is. Ik had daar geen ruimtereis voor nodig; ik zag het voor me. Ik herinnerde me dat de aarde woest en ledig was, en dat de goddelijke geest over de wateren zweefde, zoals beschreven door de schrijver van het boek Genesis. Op de tuin zie ik bijvoorbeeld nu ook hoe het leven van plant en dier, en de groenten teelt, met elkaar verstrengeld is. In de ontwikkeling hangt alles met elkaar samen. Het vraagt van mij geduld en soms ook doorzettingsvermogen. Mijn geduld verlies ik niet wanneer ik het geheel en al zelf wil. Omdat ik mij op natuurlijke wijze geborgd weet in de wereld om mij heen. Tot eenzelfde soort verhouding probeer ik me te verstaan met de mensen om mij heen.

En in het verlengde hiervan stel ik vast dat de omgeving waarin ik geboren ben, mij geschonken is. Ik heb geen rechten. Want ik herinner me niet dat ik meehielp om de aarde te grondvesten. Als mens kom ik hier tot wasdom, groei ik op; het is mij in de schoot geworpen om niet. En dat is tegelijkertijd ook de liefde: het is mij gegeven. Er worden geen voorwaarden gesteld. Feitelijk, nu ik dit begrijp, zijn er ook geen wetten meer nodig. Omdat ik door deze inzichten op natuurlijke wijze in samenhang met mijn omgeving kan handelen.



Wij kunnen nu de dingen nauwkeurig beschrijven en benoemen. Evenzo zijn in dat verband begrippen als de Heilige Geest en beschermengelen belangrijk. Zij staan mij bij, helpen en troosten, geven raad. Het zijn levensbronnen. Deze bronnen voorzien mijn innerlijk van levend water. Het levende water helpt mijn geestkracht opspannen; alles wordt mij aangereikt. En langzamerhand zie ik voorbij dit aardeleven. Want de schepping (hetgeen waarin wij geboren zijn; de kosmos) is van alle tijden. Mijn innerlijk komt tot weten, het zorgt voor de grond onder mijn voeten. Evenzo leidt dit weten tot geestkracht; mijn handelen – hoe bescheiden ook – weeft toekomst. Want door zijn geestkracht overwon Jezus de dood.

Het is mooi dat wij hierover in vrijheid kunnen spreken. De nauwe weg die deze liefde gaat, is tegelijkertijd de brede weg naar de vrijheid. Ik leer verantwoordelijkheid te nemen, en in het licht van Christus treed ik op natuurlijke wijze de wereld tegemoet.
Ik spreek niet over de ultieme waarheid, ik spreek over beweging, zoals de wind waait waarheen hij wil. Het leven beweegt opdat alle dingen nog mogelijk zijn.

Ook dit is een bijbels inzicht: Want bij God zijn alle dingen nog mogelijk. Een ieder is vrij om met deze blijde boodschap aan de slag te gaan. Wij kunnen zelf nieuwe toekomst bewerkstelligen. Het gevolg is dat wij niet alleen maar consumeren. Zodoende dragen wij op scheppende wijze bij aan de mogelijkheden van het leven. Dit is in wezen de openbaring van de liefde in de mens als individu, die zich in alle vrijheid bewust verbonden heeft met de wereld waarin hij geboren is.

Deze stap in het Christendom, de incarnatie van het geestelijke in de mens – waardoor Jezus de Christus geworden is – is essentieel in de ontwikkeling van de mens als individu. Deze ontwikkeling behoedt het individu ervoor om geheel meegezogen te worden in het nu van het materialisme. Het leert de mens om veel verder te kijken dan zijn eigenbelang op dit moment. Want van nature zoekt deze liefde zichzelf niet; deze liefde rust in zichzelf. En wie zoekt zal vinden; zodoende zal het individu in deze liefde de rust vinden.

Geen opmerkingen:

Veel gelezen: