Essay, moordaanslag op de schrijver Salman Rushdie.

Inhoud:

De fatwa tegen schrijver Salman Rushdie.

De volgende vraag ligt voor de hand: wat brengt de islam de wereld?

Individualisatie betekent vooral leren nadenken, op weg naar zelfkennis.

Het geestelijke in de mens is van levensbelang.


De fatwa tegen schrijver Salman Rushdie.

Na de aanslag, zaterdag 13 augustus 2022, op schrijver Salman Rushdie is het stil geworden. Salman Rushdie is verminkt, de dader is opgepakt. Aanleiding voor de aanslag bleek de fatwa die ayatollah Ruhollah Khomeini in 1989, ruim dertig jaar geleden, uitsprak naar aanleiding van de roman “de Duivelsverzen”, waarin Salman Rushdie de heiligheid van de profeet Mohammed relativeerde. Dit werd opgevat als godslastering. Ayatollah Khomeini riep ‘vrome’ moslims op Rushdie en de uitgevers van zijn boek te doden. Een geestelijk leider die botweg oproept tot moord. Hoe geestelijk is deze leider? Een Japanse uitgever is reeds vermoord.

In dit essay wil ik binnen een theologische context beargumenteren waarom het raadzaam is dat wij de islam en hun leiders met een gezonde dosis wantrouwen tegemoet treden. Bij christelijke theologen bekruipt mij vooral het gevoel dat het wezenlijke verschil tussen het christendom en de islam onvoldoende benadrukt wordt. Op zeker moment is scherpzinnigheid en duidelijkheid geboden.

De volgende vraag dringt zich op: Hoe is het mogelijk dat in 1989 een geestelijk leider wereldwijd zijn moslimbroeders oproept tot moord op een schrijver? Drieëndertig jaar na dato pleegt een psychisch ontwrichte jongeman een moordaanslag. Het kwaad werd in deze geestelijk leider – ayatollah Ruhollah Khomeini – ultiem belichaamd. Ayatollah Khomeini zet door zijn indoctrinatie een psychisch zieke jongeman aan tot moord. Want moord was de opzet. Deze geestelijk leider werd een onmens. In theologische termen werd hij een representant van het kwaad: hij is een duivel. Hij stort de jongeman in een afgrond die de geestelijk leider met voorbedachten rade geschapen heeft. Bovendien blijkt achteraf, na zijn dood, dat ayatollah Ruhollah Khomeini ook een achterbakse seriemoordenaar was. Ik zou niet minder verwachten. Maar het grote probleem hangt nog altijd in de lucht: namelijk dat hij zijn oordeel en zijn handelen baseerde op de islam. Geen enkele toonaangevende moslimleider heeft er met woord en daad afstand van genomen, of heeft het handelen van ayatollah Khomeini in twijfel getrokken. Integendeel, de huidige generatie moslimleiders doet geen enkele moeite fatwa’s te herroepen, er openlijk afstand van te nemen of te verkondigen dat fatwa’s onacceptabel zijn in deze tijd. 

De volgende vraag ligt voor de hand: Wat brengt de islam de wereld?

Ik zie de islamitische terreur in Afrika, de ontwikkelingen in Afghanistan; en noem mij één islamitisch land waar mensen in vrijheid met elkaar kunnen spreken zonder repressie, uitsluiting of erger? Groeperingen die zich baseren op de islam moorden onderling, alsof het hun lust en hun leven is. Bovendien wordt het leven van andersdenkenden geminacht en als de mogelijkheid zich voordoet zonder pardon doodgeslagen. Geweld en onrust zijn vroeger of later het moeras waarin een islamitisch bestuurd land verzinkt; blijkbaar is de islam zelf een voedingsbodem voor het kwaad. 

Samengevat, islamitische leiders zijn minder geestelijk dan menig profaan denker. Een zorgelijke conclusie, want juist geestelijken, religieuze leiders zouden kunnen weten waar wij – de mensheid – vandaan komt en welke koers de mensheid zal varen. Een koers die tegemoetkomt aan de behoefte van individualisering en aan de noodzaak de aarde te onderhouden in samenhang met maatschappelijke ontwikkelingen ter plaatse. En bovendien zorgelijk omdat de islam wereldwijd op weg is om de grootste godsdienst te worden.

Lees in het essay Bewustzijn en religie, 4 over de ontstaansgeschiedenis van de islam. In Nederland blijft het geweld tussen moslim groeperingen beperkt. Binnen de Nederlandse, democratische rechtstaat is geen plaats voor geweld. Vooralsnog is ons land een veilige haven. Maar hoe lang nog? Na de moordaanslag op Salman Rushdie heb ik geen onvoorwaardelijke verontschuldigingen van de moslimgemeenschap gehoord. En er ligt ook nog een fatwa tegen Geert Wilders. Voor mij komt een oproep tot moord, waarvan de grondslag op een godsdienst gebaseerd is, voort uit een schandelijke en onvrije godsdienst. Er blijkt uit dat de islam feitelijk geen hoogachting toont voor mensen die zelf nadenken en een andere levensbeschouwing hebben of ontwikkelen. Moslims dienen te gehoorzamen en zich te onderwerpen aan het zogenaamde geestelijk gezag. Het leven van de vrome moslim richt zich op het hiernamaals. Niet moslims worden als afvalligen, een soort uitschot, beschouwd. In theologische zin beschouw ik hun profeet Mohammed dan ook als een valse profeet. Hij refereert niet aan de geestelijke mogelijkheden van de mens die door het denken onderzocht kunnen worden. Het geestelijke in de mens krijgt vorm door het vrije denken. Mohammed blijft steken in de emotie van het Oude Testament, zoals in het begrip 'oog om oog, tand om tand'. Het maakt mijn vraag ‘Hoe lang is Nederland nog een veilige haven?’ urgent. Polariseer ik hiermee de situatie? Nee, zeker niet. Feiten benoemen is soms pijnlijk. Maar altijd het goede in een mens willen zoeken mag niet leiden tot naïviteit. De vorming en ontwikkeling van een maatschappij wordt gedragen door mensen die tot die maatschappij behoren. De aard van de islam dient onderwerp van gesprek te worden. Het nodigt in dit geval de moslimgemeenschap uit zich te verdiepen in de eigen uitganspunten om ze in de context van deze tijd en onze maatschappij te plaatsen. Tegelijkertijd nodig ik geseculariseerde Nederlanders uit zich te verdiepen in de ontstaansgeschiedenis van Nederland, waarin godsdienst een grote rol speelde. De geseculariseerde Nederlander onderscheidt godsdiensten niet meer van elkaar. De essentiële verschillen ziet hij niet meer. Het is van belang dat iedere Nederlander enigszins begrijpt welke betekenis godsdienst voor onze voorouders had en wat het bijdroeg aan de vorming van onze maatschappij. 
 "Wanneer ik om me heen zie, lijkt het alsof alleen moordenaars en kinderen van moordenaars overblijven. Tot zover ben ik gekomen, nu de avond valt. De wijze maagden wachten vol vertrouwen de komst van de bruidegom af. Zij hebben extra olie ingekocht.
Gedurende grote duisternis schijnt een zwak licht sterk. Ik denk niet dat ik reserve olie aangeschaft zou hebben; van nature ben ik overmoedig en vatbaar voor ziekmakende gedachten. Maar tot de dwaze maagden wil ik ook niet gerekend worden. Liever blijf ik niet buiten staan, duisternis maakt onzichtbaar.
Ik stel me mensen voor die de rust vinden en de vrede ontvangen. Zover ben ik niet. Ik heb een inspirator nodig, een mens, een vriend. Ik doorleef de gebeurtenissen - het handelen - de levenswandel van Jezus; ik hoor zijn woorden en ervaar de ommekeer: Jezus wordt Christus.
Aandachtig kijk ik nog eens rond en ik begrijp dat zoveel mensen deze weg bewandelen. De gedachte stelt me gerust. Deze mensen leiden een eenvoudig leven. Zij nemen de zorg voor hun naasten ernstig, en nauwgezet knopen zij iedere dag de eindjes aan elkaar." (Uitdijend Bewustzijn, blz. 36)


Individualisatie betekent vooral leren nadenken, op weg naar zelfkennis.

Maar wat is nu de kern van het probleem? In het vervolg wil ik hier op spirituele wijze in gaan. De kern van het probleem draait natuurlijk om de mens, niet om de mens in het algemeen, maar om het individu: ieder mens persoonlijk. De ontwikkeling van bewustzijn en de daarmee gepaard gaande individualisatie is een proces van vallen en opstaan. En zoals beschreven hebben velen daar de grootst mogelijke moeite mee (zie Individualiteit en religie, 2 en scrol naar Alleen individuen schrijven geschiedenis). De mens neigt weg te duiken, en neemt liever geen verantwoordelijkheid. Mensen zoeken een leider die de koers uitzet. Het liefst volgt men de leider blindelings. De trend van bewust worden en individualisatie treedt pas gedurende de laatste drie millennia op de voorgrond. Het geschreven woord bijvoorbeeld markeert ongeveer het begin van de individualisering. De mens vergaarde enig inzicht; en tot inzicht kom je door waarnemen en denken. De gave van het denken is de mens gegeven. In de “Filosofie van de vrijheid” beschrijft Rudolf Steiner het denken als een geestelijke activiteit. Hij legt uit dat ons denken ons vrijheid geeft, in eerste instantie niet zozeer in de voorwaardelijke sfeer, maar in de innerlijkheid. Ik kan door vrij te leren denken tot zelfkennis komen, en daarmee kan ik me leren verhouden tot mijn omgeving en medemens. Door het denken krijgt mijn handelen een geestelijke grondslag. Het vrije denken – niet beperkt door dwingende motieven – kan in spirituele zin vergeleken worden met de wind. “Denk aan de wind: die waait waarheen hij wil. Je hoort de wind, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij naar toe gaat. Zo is het ook met de Geest: Je weet niet waar hij vandaan komt en hoe hij werkt. Want hij hoort bij de hemelse wereld. En eenieder die door de Geest herboren wordt, hoort ook bij de hemelse wereld” (Johannes 3 : 8). Iemand die op deze wijze in geestelijke zin leert denken komt tot leven, krijgt nieuw leven. Want als God het geestelijke representeert dan heeft de mens door het denken toegang tot de geestelijk goddelijke wereld, die concreet de gedachteninhoud van de wereld omvat; en ieder vrijdenkend mens put uit de gedachteninhoud van de wereld. Voor de godheid is alles één. Voor de mens zijn materie en Geest (de gedachteninhoud van de wereld) gescheiden, zoals twee kanten van dezelfde medaille. Kennis doet de mens op wanneer hij door het denken waarneming en gedachteninhoud samenvoegt. Deze kennis schenkt voldoening en wordt ervaren als een eenheid, een feit, als waarheid.

De opdracht is dan ook: Neem jezelf ter hand en zorg dat je levend wordt, in geestelijke zin tot leven komt, nieuw leven ontvangt. Het voortdurend navolgen van wetten en vaststaande tradities, en ook het ondergaan van indoctrinatie maakt levend dood. ‘Laat de doden de doden’ begraven, is het advies van Jezus aan iemand die hem wil volgen, maar nog eerst zijn vader wil begraven. Er is moed voor nodig om het roer om te gooien. Maar een mens van deze tijd is individu genoeg om zich staande te houden. Het vrije denken geeft het individu de kans zich door de geestelijke activiteit van het denken tot een volledig mens te ontwikkelen; het vrije denken vormt het geestelijke in de mens, en geeft het geestelijke 'ik', de geestmens, gestalte.  Ik ga niet opsommen wat een geestmens is, want ik weet het niet precies. Het gaat erom dat door het vrije denken mijn geestelijke activiteit wordt uitgedrukt in mijn handelen. Het openbaart mijn moraliteit. Het gevolg is dat de ene mens dit doet en de ander dat. Maar wat er door deze en gene gedaan wordt draagt hoe dan ook bij aan het onderhoud van de aarde en aan al wat daarop leeft.

Het geestelijke in de mens is van levensbelang.

Het boek “de Duivelsverzen” heb ik niet gelezen. Ik vermoed dat Salman Rushdie te ver voor zijn moslimbroeders uitliep. Door het schrijven verbeeldde hij zijn denken. In de Duivelsverzen rijzen er twijfels over de profeet Mohammed. En uit interviews begreep ik dat hij de woede van zijn geloofsgenoten niet voorzien had. Zijn onbevangenheid spreekt voor hem. De meerderheid van de moslims ontwijkt de onrust van het denken. Zij gehoorzamen hun leider; zij klampen zich vast aan wetten en tradities. Zij laten het vrije denken niet toe, omdat ze bang zijn waarheen de wind hen voeren zal. Maar iedere mensenziel verlangt naar de geest. Je kwijnt weg, gaat geestelijk dood wanneer je de wind niet toelaat. En daarmee is het niet gezegd: Zij worden razend van afgunst wanneer iemand wel geestkracht toont. Want alles waaraan zij houvast hebben wordt door geestkracht in twijfel getrokken. Tenslotte deinzen zij niet terug voor moord. Blind van angst maakt woedend. Hun geestelijke leider, ayatollah Khomeini – die zoals eerder vastgesteld een representant van de duivel en een aanhanger van de valse profeet is – roept zijn volgelingen op tot een fatwa, dat is een moordpartij. In praktische zin overkwam dat Jezus, als slachtoffer, ruim tweeduizend jaar geleden ook. Heel veel opgeschoten zijn we dus nog niet.

Nieuw leven vraagt om het uitoefenen van geduld, bescheidenheid en het betrachten van liefde; het is de stille, soms ook eenzame weg die leidt van zelfonderzoek naar zelfkennis. Jezus kan daarbij ook niet voorbijgaan aan angst en onzekerheid. Hij ervaarde beide zelf en vroeg: "… laat deze drinkbeker aan mij voorbij gaan …" (Matteüs 26:39). Hij kent de angst voor de dood en zegt: “Laat u geen angst aanjagen door hen die het lichaam kunnen doden; koester eerder ontzag voor hem die lichaam en ziel kan verdelgen.” (Matteüs 10:28). Want zij die tot leven gekomen zijn smaken de dood niet meer.

Salman Rushdie is verminkt en de dader pleegde een moordaanslag. Twee levens ondergedompeld in ellende, en dat alles dankzij een geestelijke moslimleider. Een leider die het aardse paradijs minachtte, en geen poging deed om het geestelijke op aarde aan de dag te leggen of te verbreiden. Hij kende de geestelijke wereld niet. Weten doe ik het niet zeker, maar ik vermoed dat ayatollah Ruhollah Khomeini het hemelse paradijs nergens zal vinden, omdat de geest in hem afgestorven is. Hij is leeg, hij verspilde zijn levensvrucht; hij zal het licht niet meer zien. Maar ik heb geleerd dat er voor ieder mens altijd genade mogelijk is; en ik kan nog altijd bedenken dat het zo is. Daarom kan ik geen oordeel vellen.

De ontwikkeling van het geestelijke in de mens is van levensbelang. Een gebrek hiervan uit zich bijvoorbeeld ook in wat wij nu zinloos geweld noemen. Het denken biedt voor jonge mensen de mogelijkheid het geestelijke in henzelf te ontdekken en het op te kweken. De jongeren leren verbanden kennen die uitstijgen boven het verzamelen van bezit, status en almaar geld verdienen. Verbanden die het innerlijk (ik) en uiterlijk (lichaam) van de mens op natuurlijke wijze borgen in de wereld. De mens leert zichzelf kennen en vindt tenslotte de rust. Als vanzelfsprekend siert een zekere bescheidenheid en terughoudendheid de nieuwe mens. Wanneer volwassenen aan jongeren een levensbeschouwing meegeven, geeft het de jongeren juist ook een kans zich er tegen af te zetten. De jongeren weten waar zij staan; en vervolgens gaan zij zelf op onderzoek uit. En dat is van belang: “Onderzoekt alle dingen en behoudt het goede.” 
(1 Tessalonicenzen 5:21). 
Ja, zo is het.

Geen opmerkingen:

Veel gelezen: