Individualiteit en religie, 1

Inhoud:

De evolutie van het bewustzijn

Het Judaïsme slaat een nieuwe weg in

Foto en tekstfragment Uitdijend Bewustzijn (blz. 145) 

Met het Bijbelboek Genesis begint de geschiedenis


De evolutie van het bewustzijn

Opvallend is dat aan het begin van onze jaartelling vele religieuze stromingen samenvloeiden; en zo een meer vormden rond Jezus. Tenslotte was hij het die over water liep. Religieuze stromingen die hun oorsprong hadden in zowel de mysteriegodsdiensten in het Oosten, zoals in Iran en Egypte, als ook in de eigenzinnige godsdienst van het Judaïsme. Een gemeenschappelijk kenmerk van de stromingen is de behoefte aan herinterpretatie van de oude mysteriegodsdiensten. Vele stromingen zagen uit naar, of verwachtten, een Heiland, Messias of Verlosser. De evolutie van het mensenbewustzijn stond op een keerpunt. Er kon een stap voorwaarts gezet worden.

Gedurende de grofweg duizend jaar voor onze jaartelling evolueerde ons bewustzijn naar meer zelfbewustzijn: de mens individualiseerde. Het zwaartepunt ligt in de laatste zevenhonderd jaar. Het is dan ook niet toevallig dat in die periode even verder op, binnen de Griekse, heidense cultuur, de klassieke filosofie ontstond. Door de gave van het denken te exploreren, verdiepte de mens het bewustzijn. Ontwikkelingen die het bewustzijn markeren zijn vaak binnen verschillende religies en culturen terug te vinden. Culturen en religies die onvoldoende meebewegen verdwijnen tenslotte van het toneel.

Het denken drong de mysteriën en de daarin acterende goden naar de achtergrond. Het resultaat was dat de ruimte rond de mens stiller werd; en de ruimte werd een plaats waarin de mens zelf handelde. Maar deze ontwikkeling had verstrekkende gevolgen. De mens onderscheidde zich van zijn omgeving, en de mens werd vatbaar voor eenzaamheid. Ook ontwaakte er een schuldbesef dat binnen het mythologische bewustzijn niet in die mate ervaren kon worden. De mens ervoer dat hij tekort schoot. Voorheen kleefden eigenschappen als hebzucht en eigenbelang de mens niet persoonlijk aan. De mens was onderdeel van het geheel; er was een algemeen belang, het belang van het volk of de stam. Dit alles veranderde. Ook het nemen van verantwoordelijkheid werd een individuele keus. Feitelijk was het gevolg dat de mens ervaarde dat hij/zij niet langer als vanzelfsprekend opgenomen was door, of verbonden was met, de goddelijke wereld.

Het Judaïsme slaat een nieuwe weg in
Terwijl een aantal godsdiensten het voor elkaar kreeg zich op enigerlei wijze aan de individualisering van het bewustzijn aan te passen, koos de godsdienst van Israël een totaal andere richting: het Judaïsme ging op zoek naar de spiritualiteit in de individualiteit van de mens zelf. Het gevolg was dat zowel de innerlijke beleving als de uiterlijke beleving veranderde. Voor het bewustzijn dat zich ontwikkelt, openbaart God zichzelf eerder in de innerlijke sfeer dan in de kosmisch-mythische patronen die keer op keer gezamenlijk bekrachtigd moesten worden door middel van het opvoeren van riten en tradities. In de beleving van de oude mysteriën werd de mens boven zichzelf verheven en werd de mens een onderdeel van het kosmische geheel. Langzamerhand ontstond er een bevattingsvermogen voor de aanwezigheid van het goddelijke in het innerlijk.
"Koning David had het plan opgevat om voor God een tempel te bouwen, een heilige woning. De profeet Nathan gaat omzichtig te werk. Hij zegt tegen koning David dat niet hij, maar zijn nageslacht de tempel zal bouwen.
Het spreekt voor David dat hij de profeet niet laat ombrengen, en dat hij over de woorden van de profeet nadenkt. David was een krijgsman. Op en rond het slagveld werden gruwelijke daden verricht. De overwinnaars martelden en moorden, voor de verslagen vijand kenden zij geen genade. Er staat geschreven dat David de gevangenen afvoerde en met de zaag zaagde, dorste met ijzeren dorswagens en hakte met bijlen.
Het dringt tot David door dat zijn handelen wel eens niet overeen zou kunnen komen met de wil van God. David hoort God; en God zegt tegen David dat hij veel bloed aan zijn handen heeft. Want hij heeft grote oorlogen gevoerd, daarom zal David voor zijn Naam geen huis bouwen.
Ook in het openbaar verkondigt David nu dat hij de tempel niet zal bouwen. De reden verzwijgt hij evenmin. Hij heeft op aarde maar ook voor het aangezicht van God te veel bloed vergoten: “Mijn zoon Salomo is jong en teer,” zegt hij, “die zal de tempel bouwen.” (Uitdijend Bewustzijn, blz. 145).

Oorspronkelijk, in het oude mythologische bewustzijn, was de ruimte dus de plaats van handeling van het goddelijke. Zoals gezegd werd de ruimte nu de plaats van handeling voor de mens zelf. De wereld om hem heen werd een gegeven. Maar hoe kon de wereld er zomaar zijn? Niets kan er zomaar zijn. Het denkbeeld van de schepping bracht uitkomst: het gegeven – de wereld waarin de mens zich bevond – was eens geschapen. De wereld en de mens bleven verbonden met het goddelijke doordat zij eens door God geschapen waren. Binnen deze wereld, niet langer doordrongen van allerlei goddelijke wezens, kreeg de mens de vrijheid zelf zijn weg te bewandelen. En doordat het hier en nu niet langer het toneel was van voortdurende goddelijke activiteit ontstond er ook een andere verhouding tot de tijd. De wereld was eens – in het verleden – geschapen, en zo ontstond de geschiedenis. Het moet een verbazingwekkende ontdekking zijn geweest.

Met het Bijbelboek Genesis begint de geschiedenis

De mythen waren tijdloos; zij konden steeds opnieuw opgevoerd worden. De geschiedenis was eenmalig. Voor het eerst kon een mens – de Israëliet – zijn unieke biografie optekenen door het volgen van zijn eigen daden. Bovendien liet de Israëliet God in de wereldgeschiedenis manifesteren. Het volk Israël was het enige volk dat toen in staat bleek het begrip geschiedenis te vatten. Het boek Genesis kan begrepen worden als het begin van de geschiedenis. De schepping duurde zeven dagen; het is het begin van de goddelijke openbaring in de tijd die doorloopt tot in de mensengeschiedenis. Het Oude Testament mag een gezaghebbend verslag van God en mens in hun historische bemoeienissen met elkaar genoemd worden. Maar ondanks deze grote verandering valt de Israëliet onder Gods hoede. Als een goede vader zorgde Jahweh voor zijn volk en hun geschiedenis. Hij gaf hun zijn geboden en hij beloofde hun een nieuwe toekomst wanneer de geschiedenis vervuld zou zijn en zij hun beproevingen doorstaan hadden.

Maar hoe moest het verder met al die mensen die niet met het Judaïsme in contact kwamen en verlangden naar de spiritualiteit zoals dat binnen de oude mythen gevonden werd? Moest het verlangen opgeofferd worden ten gunste van de innerlijkheid en de autonomie die het Judaïsme had ontwikkeld? Maar in tegenstelling tot hetgeen je zou verwachten, leidde de ontwikkeling van het Judaïsme, zijnde een zelfbewuste morele religie, toch niet tot een definitieve breuk met de wereld van de mysteriën.


Lees ook de inleiding: Individualiteit, essays

Geen opmerkingen:

Veel gelezen: