Bewustzijn en religie, 2


Voor de westerse wereld – onder andere West-Europa – is de Bijbelse geschiedenis bepalend geweest. Na het scheppingsverhaal vertelt het Oude Testament het verhaal van een jong volk, de Israëlieten. De geschiedenis begint met de vader van Abraham. Hij trekt weg uit de streek rond Ur, in zuidoost Irak. Deze man breekt met eeuwen oude tradities. De reden waarom de vader van Abraham de streek verlaat wordt niet vermeld. De Israëlieten kiezen voor één God. Deze God is abstract. God wordt de "alfa en omega" genoemd; God van het leven. Deze God stelt zich aan Mozes voor als "Ik ben" en "Ik zal zijn".
Gedurende het Oude Testament naderen God en mens elkaar; zij leren elkaar liefhebben. In het begin roept de engel nog hoog vanuit de hemel. De engel behoedt Abraham er voor om zijn zoon Isaac te offeren. Later klinkt de goddelijke stem uit de bramenstruik; en Mozes wijst hier op aarde heilige plaatsen aan. En weer later vindt God ook een woning op aarde: het Heilige der Heiligen. Tenslotte ontspringt er een dialoog tussen God en mens (de profeten). De dialoog wordt steeds persoonlijker.
Het Nieuwe Testament openbaart waarschijnlijk de laatste fase van het volledig mens worden. Het menseninnerlijk ontvangt "Ik ben" en "Ik zal zijn". De incarnatie van het goddelijke is werkelijkheid geworden. Het innerlijk van de mens verenigt zich met het goddelijke. De mens Jezus doorleeft, draagt en vervolmaakt deze gebeurtenis bewust. Hij wordt de Christus. Het christendom ontwikkelt zich tot een religie. 

Honds Bossche Zeewering of Honds Bossche Duinen:
"Maar toen ik binnen waarnam wat ik buiten zag, schrok ik. Ik zou bij nul willen beginnen en de onrust willen uitwissen" (Uitdijend Bewustzijn, blz. 19).

Culturen die zich naast elkaar ontwikkelen vertonen vaak overeenkomsten. Bijvoorbeeld de tijdspanne waarbinnen men op zoek gaat naar nieuwe wegen om ervaringen te duiden. De zoektocht naar nieuwe wegen, openingen, lopen in de pas met de ontwikkeling van het bewustzijn. Mensen zijn geneigd nieuwe inzichten te negeren. Begrijpelijk: de oude normen en waarden geven rust en zekerheid. Anderzijds kan starheid de voortgang belemmeren.

Zarathustra beschrijft circa 1300 voor Christus de ervaring, dat de mens zich heen en weer geslingerd voelt tussen de Verlichtende Wijsheid (Ahoera Mazda) en de Destructieve Geest (Ahriman). Deze ervaring kan vergeleken worden met de zondeval, zoals in het Oude Testament wordt beschreven. De mens wordt zich bewust van goed en kwaad. Ik maak een keus en daardoor word ik verantwoordelijk voor mijn daden. De keus voor het kwaad hoeft niet het einde te betekenen. In het zoroastrisme is de dood niet definitief. De geest reïncarneert opnieuw. Zo groeit de mensengeest stapsgewijs richting Verlichtende Wijsheid.
Het hindoeïsme wordt beschouwd als de oudst levende religie. Het hindoeïsme wortelt in de IJzertijd, circa twaalfhonderd voor Christus. Er zijn tal van stromingen, ook het boeddhisme vloeit eruit voort. In Wikipedia wordt het hindoeïsme beschreven als een overheersende, inheemse religieuze traditie. Bijzonder is dat een deel van de hindoes onderschrijft, dat het goddelijke in de mens kan incarneren. Toch viel in India - de bakermat van het hindoeïsme - al eeuwen voor onze jaartelling de deur in het slot. Gewone mensen hadden weinig bewegingsruimte. Het kastenstelsel is dwingend en de kans op ontsnapping gering. 
Vijf eeuwen voor onze jaartelling definieert Boeddha het besef van persoonlijk lijden. Hij probeert dit lijden te verzachten door minder te voelen. Maar aan de hiërarchie verandert er niets. De religieuze elite blijft aan de macht. Het begrip ‘priester-koning’, zoals in deel 1 beschreven, wordt niet verstaan.
Zowel het hindoeïsme als het boeddhisme streeft er naar om materie de rug toe te keren, het aardeleven te ontstijgen. De nadruk ligt op het realiseren van een onpersoonlijke essentie. Maar een mens keert daardoor naast zichzelf ook zijn medemens de rug toe. Want hoe kan die mens "Ik ben" en "Ik zal zijn" ontvangen wanneer hij zelf niet aanwezig is?

De grote religieuze stromingen voor onze jaartelling zijn hindoeïsme, boeddhisme en jodendom. Uit het jodendom komt het christendom voort. Onze jaartelling wordt op nul gezet. En ongeveer zes-, zevenhonderd jaar later ontstaat de islam. 
Grenzen zijn diffuus, een fase kan eeuwen duren. Verschillen tussen volkeren zijn groot. Je kunt dat niet negeren. Volken spreken en leerden schrijven. Culturen en religies zijn vaak met elkaar verstrengeld. Culturen en religies, en zeker ook de verstrengeling van beide, werken op den duur verstikkend. Daardoor gaan zij – tenslotte ook de westerse? – ten onder. Tenzij er op tijd wordt mee bewogen.
Op dit moment verdwijnt voor de mens de vanzelfsprekende, onbewuste geborgenheid in de geestelijk goddelijke wereld. Wij dienen onszelf bewust te verbinden; wij zijn daar sinds tweeduizend jaar toe in staat. Wij kunnen verantwoordelijkheid nemen en dragen. Wij kunnen niet meer doen alsof wij niets weten, horende doof en ziende blind zijn. 
Dit alles in tegenstelling tot de dierenwereld. De dierenwereld is nog altijd, als vanzelfsprekend, geborgd in de scheppende geestelijk goddelijke wereld. Dieren kunnen geen kwaad doen, omdat zij het kwaad niet kennen. Daarom doen dieren elkaar ook geen onrecht aan.

Voor alle duidelijkheid: deze essays gaan niet over waarheid. Ik schrijf over verbeeldingskracht, nieuwe openingen, mogelijkheden, samenhang en logica. In de wetenschap worden theorieën voortdurend aangepast of vernieuwd. Het verhaal wordt almaar langer; daardoor wordt het wonder almaar groter. De eerste scheppingsverhalen waren voor de eerste mens even relevant als wetenschappelijke theorieën nu.



Geen opmerkingen:

Veel gelezen: