Bewustzijn en religie, 1

Schepping, goden en priester-koning

Ook het bewustzijn van de mens evolueert. De gave van het denken stelt de mens in staat de werkelijkheid te complementeren. Het denken vult elke waarneming (zintuigelijk of innerlijk) aan met een begrip of samenhang van begrippen. Door het samenvoegen van begrip en waarneming ontstaat in het bewustzijn werkelijkheid. Deze werkelijkheid geeft de mens innerlijke zekerheid; de mens weet zich verbonden met de wereld, waarin hij ook zijn plaats leert kennen. Het denken op zich vervult het bewustzijn niet; denken is een gereedschap. Met geconditioneerd denken kunnen de meest vreselijke dingen bedacht, uitgewerkt en in praktijk gebracht worden. Zich bewust worden op basis van het vrije (ongeconditioneerde) denken bezit evolutiesnelheid. Soms lijkt de ontwikkeling stil te staan.

Wanneer je er goed over nadenkt, is het ontstaan van spiritualiteit en religie logisch. Op zeker moment, in de oudheid, werd de mens zich bewust van zijn omgeving. Een vorm van geboren worden. Niet veel later schrijven deze mensen enthousiast de eerste scheppingsverhalen. Jonge mensen, kinderen zijn het nog. Oprecht verwonderen zij zich over hetgeen zij waarnemen. Vol ontzag aanschouwen zij de wereld; en zij nemen de onuitsprekelijke samenhang waar. Alles is geschapen! Want hoe anders kan dit alles tot stand gekomen zijn? 

Het verontrust ook. In de beleving van deze jonge mensen representeren natuurverschijnselen machten of krachten die zich vaak dreigend tegenover hun stellen.  In deze machten of krachten nemen zij goden waar. Jonge mensen begrijpen veel niet; zij kunnen geen afstand nemen. Mislukking of tegenspoed wordt als straf ervaren. Het volk,  of iemand uit het volk, zal iets misdaan hebben; de mensheid krijgt besef van zijn handelen. En zo schrijdt de ontwikkeling van het bewustzijn voort.

"Miljoenen jaren ben ik onderweg, mijn lichaam is gevormd en ik kom tot leven. De voortgang is zo traag dat ik soms geen beweging bespeur, geen veranderingen zie, dat het lijkt alsof de dingen muurvast zitten. Er zijn twijfels, maar godzijdank zijn er sinds het begin bakens uitgezet." (Uitdijend Bewustzijn, blz. 40).

De schrijver van het  Bijbelse boek Genesis zal nooit een foto van een andere planeet gezien hebben. Toch beschrijft hij sprekend de aanblik van een levenloze aarde:

De aarde nu was woest en leeg,

duisternis was op de afgrond;

en de Geest van God zweefde

over de wateren.

(Genesis 1:2)

Wij zien de Geest van God niet meer; de schrijver deed dat nog wel. Laten wij zijn herinnering koesteren.

In de eeuwen voor onze jaartelling neemt de verwarring toe. De toestand wordt kritiek. Nog altijd wordt een groot deel van de mensheid beheerst door een wirwar van goden. Maar de rituelen die men binnen de gemeenschap beoefent, geven in steeds mindere mate het (euforische) gevoel van één geheel zijn. Alle neuzen staan niet meer zo gemakkelijk dezelfde kant op. Terwijl in de beleving van een andere groep mensen de goden zich reeds terugtrekken. Het denken maakt ruimte vrij. Er is plaats voor een andere werkelijkheid. In deze periode wordt binnen religieuze teksten het begrip priester-koning geïntroduceerd. De priester-koning zal over zichzelf heersen, maar God en het volk zal hij dienen. Het volk bestaat uit medemensen. 

Het begrip priester-koning legt de kiem voor onze individualiteit. Van belang is dat de mens zijn ‘ik’ vorm geeft, maar evengoed de grote verbanden leert zien. Want in een groter verband is mijn 'ik' niet van doorslaggevende betekenis. Het maakt bescheiden.

Geen opmerkingen:

Veel gelezen: